Noorse emigratie naar Nederland in de zeventiende en achttiende eeuw

Door Hans Nicolai Nissen

Voor veel mensen in Europa in de zeventiende en achttiende eeuw was Nederland een aantrekkelijk land. Nederland liep voorop in de handel, de scheepvaart en in het bankwezen. Vanuit de noordelijke landen vertrokken vooral Noren naar Nederland.
Goede verdiensten en avontuur waren belangrijke drijfveren voor veel Noorse emigranten. Hoewel de meesten genoegen moesten nemen met banen met een lage status en lage lonen, was het salaris veel hoger dan in Noorwegen. De meeste Noren die immigreerden vonden werk als matroos, soldaat of dienstmeisje.

Hoge salarissen

Het is makkelijk te begrijpen waarom zoveel vrouwen en mannen naar Nederland verhuisden als we naar de lonen kijken. Een dienstmeisje zou in Nederland 120 gulden (ongeveer 48 Riksdaler) per jaar kunnen verdienen. In Noorwegen werd 1 ¼ Riksdaler betaald voor hetzelfde werk, naast kleding, kost en inwoning. Een matroos of soldaat verdiende ongeveer hetzelfde. Het is vanzelfsprekend dat deze lonen verleidelijk waren. Deze enorme verschillen in loonniveau zeggen veel over de verschillen tussen Noorwegen en Nederland op dat moment. In tegenstelling tot Nederland was de geldeconomie nog niet tot ontwikkeling gekomen in de Noorse samenleving.

Een nieuwe start

Veel Noren lieten armoede, grote gezinnen, de dienstplicht en misdaad achter zich. Sommigen zijn ook vertrokken om in Nederland te trouwen. Het is mogelijk dat maar liefst 12.000 Noren tussen 1600 en 1800 in Nederland trouwden. Dat blijkt uit de ondertrouwregisters in Amsterdam. Deze registers zijn overzichten van de paren die voor het huwelijk in ondertrouw gingen.

De Nederlands-Indische handelsonderneming

Veel van de mensen die naar Nederland vertrokken, vonden werk in de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC). Het bedrijf had steeds meer nieuwe mensen nodig op de handelsposten in de Oost. Mannen werden geworven als soldaten en matrozen. De Nederlanders zelf waren er niet happig op om in dienst te treden van de VOC, en er wordt geschat dat de helft van de mensen die voor de VOC werkten, een buitenlandse afkomst hadden. De sterftecijfers waren hoog op de schepen die voeren naar andere continenten. Velen stierven door ziektes die onbekend waren bij de Europeanen.

Nieuwe impulsen

Berekeningen tonen dat maar liefst 17.000 Noren voor de VOC werkten in de zeventiende en achttiende eeuw. Hoeveel vrouwen als dienstmeisjes in Nederland werkten, is onzeker, maar de onderzoekers gaan ervan uit dat dit cijfer ook hoog moet zijn geweest. Van de Noren die met de VOC reisden, wordt geschat dat slechts 1/3 van hen de diensttijd overleefde. De vrouwen en mannen die terugkeerden naar Noorwegen, namen nieuwe kennis, impulsen en ideeën met zich mee uit een vreemde cultuur.

Norsk tekst Nederlandstalig English text